Thema 1: Visie en concept
Een succesvolle Mkb-route in het hbo begint met formuleren van een heldere visie en een beknopt concept: wat wil je met de Mkb-route bereiken, voor wie zet je de route op en met wie werk je samen?
Een duale opleiding als de Mkb-route in het hbo vereist een nog beter gecoördineerde ontwikkeling en aansturing dan een voltijds- of deeltijdsopleiding, omdat er veel partijen zijn wiens betrokkenheid van doorslaggevend belang is.
Arbeidsmarktonderzoek
De basis van een visie en concept is goed arbeidsmarktonderzoek. Een hogeschool die een Mkb-route wil gaan ontwikkelen, zal eerst inzicht moeten krijgen in de behoefte van het werkveld aan een dergelijke route. Niet alleen nu, maar ook over vijf of tien jaar. Deze behoefte kun je op verschillende manieren in kaart brengen:
- een gespreksronde met individuele mkb-bedrijven in de regio;
- samenwerking met een sectorale of regionale werkgeversvereniging;
- samenwerking met een lectoraat;
- agenderen bij al bestaande werkveldadviescommissies;
- en (aanvullend) uitgebreider marktonderzoek, dat soms deels door huidige studenten kan worden uitgevoerd.
Hogescholen kunnen vanuit het landelijke programma Mkb-route in het hbo ondersteuning krijgen bij het leggen van verbinding met relevante partners.
Initieel enthousiasme in de onderzoeksfase is nog geen garantie voor een succesvol vervolg. Na een eerste verkenning is het raadzaam om samen op te trekken met bijvoorbeeld een branchevereniging of werkgeversorganisatie om zo een gezamenlijk commitment te krijgen voor een Mkb-route.
Samen met het mkb
Samenwerking met het mkb is voor de Mkb-route vanaf het begin gewenst en noodzakelijk. Vanaf de allereerste arbeidsmarktverkenning en gedurende de hele ontwikkelfase is het belangrijk om zoveel mogelijk samen met het mkb op te trekken om de opleiding vorm te geven. De betrokkenheid van het mkb kan bestaan uit een beleidsmedewerker van een (landelijke) sectorale werkgeversorganisatie (bijvoorbeeld Bouwend Nederland) of landelijk sectoraal samenwerkingsverband (bijvoorbeeld STL), of uit regionale betrokkenheid van meerdere bedrijven en soms een regionaal samenwerkingsverband (bijvoorbeeld Opleidingsbedrijf Metaal Oost) als ‘launching customer(s)’.
Een Mkb-route komt ook regelmatig tot stand als een vervolg op een eerdere regionale samenwerking. Eén van de al ontwikkelde Mkb-routes ontstond bijvoorbeeld uit een meerjarig gezamenlijk innovatietraject van tientallen bedrijven in die sector in de regio. In het verlengde van dat project ontstond een lectoraat bij een hogeschool. De lector ontwikkelde vervolgens bij de hogeschool de Mkb-route. Een andere route ontstond naar aanleiding van een eerdere samenwerking tussen vijftig werkgevers, mbo, hbo en brancheverenigingen in die sector en regio over een doorlopende leerlijn van mbo naar hbo.
Bestaande of nieuwe opleiding
Gaat het om een nieuwe opleiding of wil je een Mkb-route inbouwen in een bestaande opleiding? In het eerste geval kun je vanaf het begin het mkb betrekken en samen een opleiding maken die geheel gericht is op het mkb. Het ‘inbouwen’ van een Mkb-route in een bestaande opleiding kost minder tijd en is daarmee wellicht gemakkelijker, maar vereist wel dat je alle onderdelen van de bestaande opleiding ‘richt’ op het mkb.
Ook een combinatie van twee of meer opleidingen in één Mkb-route kan succesvol zijn.
Voorbeeld
Hogeschool Windesheim en OBM Oost (Opleidingsbedrijf Metaal Oost) hebben samen een leer-werkroute opgezet. Zij zijn dit initiatief gestart na signalen vanuit de regionale arbeidsmarkt metaal dat er behoefte was aan medewerkers met een opleiding op Ad- en bachelorniveau die goede technische vaardigheden hebben. Tegelijkertijd signaleerden zij dat mbo-doorstromers, havo-uitvallers, havo-gediplomeerden, tl-gediplomeerden en hbo-uitvallers veel potentie bezitten maar (nog) niet over de benodigde technische vaardigheden beschikken om direct productief te zijn binnen een bedrijf.
Het gezamenlijke arbeidsmarktonderzoek van Hogeschool Windesheim en OBM Oost bestond onder meer uit een ‘schets van de metaalmedewerker van morgen’, gesprekken met mbo-instellingen en met brancheorganisaties.